Vertraging door gebrek aan financiering
De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad schrijft op 20 juni 1906 een verslag over een vergadering van de Hanze, de middenstandsvereniging waaruit blijkt dat de twee nog zeer verweven zijn. Zo ook de invloed van J. Nouwens. Alhoewel hij zich niet met het punt 5 over de bank lijkt te bemoeien.
In een vervolg gepubliceerd op 23 juni wordt verder verslag gedaan.
De Provinciale Noordbrabantsche en ‘s-Hertogenbossche Courant geeft op donderdag 21 juni 1906 een vergelijkbaar gedetailleerd verslag. In dit verslag blijkt Nouwens naast zijn inbreng in punt 6 ook een rede te hebben gehouden.
“De Hanze. — In de gisteren-namiddag alhier voortgezette centrale vergadering van De Hanze kwamen in behandeling:
1. Voorstel der afdeeling ‘s-Bosch: a. Om de Hanzebank niet eerder in werking te doen treden, dan wanneer met recht kan worden verwacht, dat deze zal zijn een voorschot- en spaarbank, niet voor een gedeelte onzer leden, maar voor alle neringdoenden, die leden der Hanze zijn, en zulks zoo mogelijk volgens d.d. 24 0ctober 1904 No.61 koninklijk goedgekeurde statuten.
b. om te bespreken de wijze, waarop men spoedigst zou kunnen geraken tot een bevredigende oplossing in zake de Hanzebank. Dit voorstel, voorwat betrof sub a, werd toegelicht door den heer L. Rooswinkel alhier, oud-voorzitter van genoemde afdeeling. De heer Rooswinkel gaf te kennen, dat, toen hem werd verzocht dit voorstel ter centrale vergadering toe te lichten, hij niet had geaarzeld zulks te doen, le omdat de zaak waarover het hier gaat zoo ontzettend groot is in beteekenis voor do Middenstands-vereeniging, daar het staan of vallen der Hanzebank volgens zijn overtuiging beteekent het staan of vallen der corporatie zelf, en ten 2e omdat hij in-der-tijd heeft gemeend uit zuiver plichtsbesef mede te moeten werken tot het tot-standkomen van een crediet-instelling, die zou blijken bestand te zijn voor een werkkring van een zoo uitgebreide vereniging als De Hanze van dit Diocees.
De heer Rooswinkel stelde er prijs op, voor en aleer hij verder ging over de „question bridante” te verklaren, dat het oogmerk der afdeeling waarvoor hij thans optrad, niet is om tegen te houden, nog minder af te breken, maar het doel is een pogen om te trachten, een crediet-instelling in het leven te roepen, die levensvatbaar zal blijken niet voor enkele leden of voor één afdeeling, maar voor alle neringdoenden, leden der Hanze en voor hen die nog lid zouden willen worden.
Wanneer spreker een terugblik werpt op den moedvollen aanvang nu ruim 3 jaar geleden, en op dien moeitenvollen arbeid, zal niet beweerd kunnen worden dat de volijverige leden van de betrokken commissie de werkkracht of de capaciteiten voor de formatie misten, maar wat wij, ondanks dat, wel hebben durven betwijfelen is, dat niet geraadpleegd zijn mannen van het vak, van ondervinding.
Toen in October 1904 ons de heugelijke tijding bereikte van de koninklijke goedkeuring op de statuten, toog men aan den arbeid. Het bestuur der Bank, bereids benoemd, kreeg opdracht om in een minimum van tijd 50 mille bijeen te brengen voor het grondkapitaal, waarin het echter niet mocht slagen ondanks alle krachtigs pogingen. Was dan die opdracht onuitvoerbaar? Niemand zal dit met beslistheid durven beweren, maar wel toch is meerdere keeren zeer luid gefluisterd: de grondslag waarop het kapitaal moet worden geformeerd is onpraktisch, zoo niet ongezond.
Ten slotte zegt spr. te vreezen dat de Hanzebank, op-te-richten zooals men thans wil, niet voor alle leden zal kunnen dienen. Op de vraag van den voorzitter op welken grond dit door de afdeeling Den Bosch wordt gemeend, zeide de heer Rooswinkel, dat er een groot verschil is tusschen eene bankinstelling met een volgestort kapitaal van 50.000 gulden of met een volteekend kapitaal
van f 10.000, Geen sprake zal er van kunnen zijn, dat de leden, die veel omzetten, alsdan bij de Hanzebank voldoende crediet zouden kunnen krijgen.
De voorzitter merkte op, dat het niet de bedoeling is met dit kleine kapitaal te blijven werken, maar om hiermede eindelijk de Bank in werking te doen treden. Geen enkele bepaling toch staat in den weg, om dagelijks dat kapitaal uit te breiden. De heer Rooswinkel zegt, dat men het toch met hen eens zal moeten zijn, dat het beter ware geweest aan eerstgenoemd bedrag vast te houden. Waarom, zoo vraagt spr., is er niet getracht op andere wijze daarin te voorzien is.
Gebleken toch is, dat van personen, die welwillend waren om deel te nemen in het kapitaal, eerst geëischt werd als donateur tot de Hanze toe te treden. Volgens spr. was zulks toch onnoodig.
De Voorzitter zegt, dat het de bedoeling altijd is geweest, dat alléén door leden het kapitaal werd geformeerd en het niet de bedoeling was een particuliere instelling er van te maken. Op de vraag van den heer Rooswinkel of nu dan zoo zeker is, dat de aandeelen van de leden niet in andere handen zullen overgaan, b.v. bij erflating, zegt de Voorzitter, dat daarin in voorzien in de statuten.
De heer Rooswinkel blijft namens de afdeeling persisteren, dat op den grondslag zooals thans de Hanzebank niet kan gesticht worden.
De Voorzitter zegt, dat hij de afdeeling Den Bosch de eer heeft willen laten, dit voorstel hier toe te lichten. Deze centrale vergadering is echter niet competent om in deze een beslissing te nemen. In de vorige vergadering is beslist, het bestuur en den aandeelhouders de stichting der bank op te dragen.
De heer Rooswinkel vraagt den voorzitter wie hij onder aandeelhouders verstaat. De Voorzitter: zij die voor het te-formeeren kapitaal hebben ingeteekend. De heer Rooswinkel merkt hierbij op, dat in Den Bosch verschillende Hanze-leden hebben ingeteekend, doch dat die geen uitnoodiging hebben ontvangen ter laatste vergadering der Bank te Tilburg gehouden. De Voorzitter zegt, dat die aanmerking
behoort by het bankbestuur en merkt nogmaals op, dat de geheele kwestie niet in deze vergadering thuis behoort, maar wel in de vergadering der bank. Op de vraag van den heer Rooswinkel, waarom dan is toegestaan de zaak hier te behandelen, zegt de Voorzitter, dat gemeent wèl te hebben gedaan om de behandeling niet te weigeren, ook uit sympathie voor Den Bosch. Iedereen kon nu van de juiste toedracht der zaak kennisnemen. De heer Th. Spierings alhier, die sub b. toelicht, is van oordeel dat deze kwestie wel degelijk in deze vergadering thuis behoort.
De statuten toch, zegt spr., zijn vastgesteld moeten worden onder goedkeuring der Centrale vergadering. Zonder machtiging van de Centrale vergadering zyu nu de statuten gewijzigd. Volgens spr. is die wijziging geheel ongewettigd. Maar hoe, zegt spr., te komen tot een bevredigende oplossing? Hij raadt aan om tot het grootere kapitaal te kunnen komen, eene obligatie-leening uit te schrijven en den steun te vragen bij de Geestelijkheid, zooals de boerenleenbanken hebben gedaan.
De Voorzitter moet toegeven dat de opmerking van den heer Spierings gegrond is. Het Bankbestuur had van de wijziging der statuten aan het Centraal-bestuur moeten kennisgeven ter bespreking in de Centrale vergadering. De Voorzitter stelt daarom voor, het Bankbestuur hierop te wijzen en zoo spoedig mogelijk een Centrale vergadering te beleggen om die wijziging goed te keuren.
Op de vraag van den heer Van Grinsven te Osch of de zaak in deze vergadering niet zou kunnen worden afgehandeld, zegt de Voorzitter dat liet een zaak is van nogal ingrijpenden aard; ook hebben de afgevaardigden daaromtrent geen mandaat, zoodat het moeilijk voor hen zal zijn daarin thans te beslissen.
Besloten werd in te gaan op het voorstel van den voorzitter.
2. Motie van de afdeeling Den Bosch:
„De vereeniging van Middenstanders afdeeling ‘s-Bosch der „Hanze”, in den loop van het jaar de verschillende stukken tegen de Grossiers en anderen met verontwaardiging gelezen, keurt ten scherpste dusdanig hekelend geschrijf af, betreurt dat deze ingezonden stukken tot nadeel strekken onzer vereeniging, dringt ten sterkste aan bij de Redactie dusdanige stukken niet meer op te nemen, en gaat over tot de orde van den dag.”
De heer Spierings deelt namens de afdeeling mede, dat besloten is die motie in te trekken, omdat gebleken was, dat bewuste stukken niet die kwade bedoelingen hadden als sommige leden hadden gemaand. De voorzitter dankt de afdeeling Den Bosch voor dit besluit, waardoor zij zich uitspreekt, vertrouwen te stellen in de redactie van de Hanzebode.
3. Korte bespreking over de reorganisatie der Kamers van Koophandel en Fabrieken en in verband hiermede eene motie van de afdeeling Eindhoven. Nadat door den algemeenen geestelijken adviseur Dr. Nouwens met krachtige woorden was besproken, dat het niet de bedoeling was door de meerderheid der middenstanders, grossiers of fabrikanten uit te stooten, maar het wel te doen was om uitbreiding der Kamers, waarin alsdan de middenstanders op billijke wijze konden vertegenwoordigd zyn, of om ’n aparte Kamer voor de middenstanders, werd de motie Eindhoven, strekkende om in den geest zooals door Dr. Nouwens aangegeven, krachtig te werken, met algemeene stemmen aangenomen.
4. Brief van de afdeeling Den Bosch, verzoekende advies omtrent de vraag of een Gilde-lid, om gegronde reden van de Gilde geroyeerd, lid kan blijven van de Hanze.
De voorzitter zegt, dat vóór iemand lid van de gilde kan worden, hij lid der afdeeling, waaronder die gilde thuis behoort, moet worden. Wordt een lid van de gilde geroyeerd, de afdeeling zal alsdan hebben te beslissen of hij ook als afdeelingslid zal kunnen worden geweigerd.
5. Bespreking personeele belasting. De heer Nieuwenhuizen te Nymegen dit punt toelichtende, zegt, dat de personeelsbelasting over het algemeen te zwaar drukt op de neringdoenden. Nu wordt voor de winkels alléén maar 1/3 belasting volgens de geschatte waarde geheven. Maar de meeste neringdoenden moeten op nogal goeden stand wonen, waar de huizen hoog worden geschat. Toen hy de eer had voor eenigen tyd den betrokken minister te spreken, was door hem voorgesteld de aanslag voor winkelhuizen in haar geheel op 1/3 te bepalen. De minister lachte zulks wel toe en zou aan zijn ambtenaren opdragen daaromtrent een nader onderzoek in te stellen. Gelukkig mag het genoemd worden dat in verband met de behandeling der wet op het arbeidscontract, het ter hand nemen van de wet tot wyziging der personeele belasting, eerst in het najaar zal geschieden. Daardoor heeft men nog de gelegenheid adressen aan den minister te zenden en met kracht aan te dringen om deze belasting zóó te wijzigen dat in elk geval geheel de winkelhuizen voor een 1/3 worden aangeslagen.
De voorzitter stelt voor eeu desbetreffend adres, dat reeds door het bestuur was samengesteld, aan den betrokken minister te zenden, waartoe werd besloten. De voorzitter zou woensdag, op de te Utrecht te houden vergadering van den bond voor middenstandets ondersteuning voor dit adres vragen, daardoor zouden zich dan direct oen 30.000 belanghebbenden uitspreken.
Thans kwam aan het woord de Eerw. ZGel. heer Dr. J. Nouwens, die een rede zou houden over Pius X en de Katholieke Sociale Actie.
Dr. Nouwens begon zijn rede met mede te delen, hoe hij voor vijf jaren uit Rome was vertrokken na den zegen van Z. H. Paus Leo XIII te hebben ontvangen, en hoe hem kort daarop door de geestelijke overheid een werk werd opgedragen van groote moeilijkheid. Hoe hij toen voor zich zag een dor arbeidsveld waarop zooveel zou zijn te doen. Gedachtig steeds aan de troostvolle woorden, hem door den Z. II. Paus by zijn vertrek toegesproken, werkte hij met onverdroten ijver en niettegenstaande alle moeilijkheden ijverig voort. Naar Rome was steeds de drang van zijn hart en na 4 jaren werken, toog by er weer heen om aan de voeten van Pius X neer te leggen do vruchten van zijn arbeid.
Op de hem aangename wijze besprak Dr. Nouwens vervolgens de audiëntie bij den H. Vader, waartoe hij op 30 Januari 11 werd toegelaten. Spr. gaf in woorden een beeld van het Vaticaan en het studeervertrek des Pausen. Hij vertelde met hoeveel belangstelling de Paus informeerde naar alles tot in de kleinste bijzonderheden betreffende de neringdoenden enz. en hoe opmerkelijk het was hoe de Paus daarbij zooveel gebruik maakte van de beeldspraak, ofschoon hij zich in officiëele teksten daarvan ten zeerste onthoudt. Het zou ons te ver voeren in alle bijzonderheden te treden over hetgeen dr. Nouwens nog nader mededeelde, alléén dit zij gezegd, dat al de aanwezigen als het ware aan de lippen van den gevierden redenaar hingen, wel een bewijs hoe hoog interessant zijne mededeelingen waren.
Aan het slot van zijne rede overhandigde Dr. Nouwens, aan den president een portret van den H. Vader, waaronder deze eigenhandig had geschreven: „Wij schenken van harte onzen apostolische zegen. Paus Pius X.”
Het behoeft geen betoog, dat aan het slot van zijn rede Dr. Nouwens luide werd toegejuicht en de voorzitter was zeker de tolk van allen, toen hij den gewijden redenaar dank bracht voor zijn schoon gesproken woord niet alleen, maar vooral voor het zoo hoog geschatte geschenk, dat een eereplaats in zijn woning zal krijgen, totdat de Hanze zal beschikken over een eigen gebouw, hetzij groot of klein.
Hiermede was de agenda geëindigd en nadat door het bestuur nog eenige vragen, maar van ondergeschikt belang, waren beantwoord, sloot de voorzitter onder dank, vooral aan de pers, deze bijeenkomst.
De Tilburgse Courant beschrijft ook de vergadering en de rede van Nouwens
Middenstand en Coöperatie – 1906
Met een uitgebreide toelichting over het hoe en waarom van samenwerken.
Lees verder op: Delpher
Het is blijkbaar een veel verkocht boek. Er is ook een tweede uitgave. Ook gevonden op Delpher